Inspiratie

Schepping van hemel en aarde, week 2

'Zie, ik geef u al het zaaddragend gewas op de hele aarde, met alle bomen, die zaadvruchten dragen; die zullen u tot voedsel dienen.'

* Toelichting: bovenstaande quote komt uit Genesis, waarin de schepping van hemel en aarde wordt behandeld. Helaas vertelt het verhaal niks over de tweede week. Bij dezen!

In het begin schiep de mens zich een beeld van hemel en aarde.
De hemel was hoog in zijn ogen, de aarde groot en gevaarlijk.
Chaos drong zich in zijn geest en leegte zweefde in zijn maag.
De mens sprak: Laat er een grens zijn. En hij trok een grens.
Wat aan de ene kant van de grens lag, noemde hij tuin.
En wat aan de andere kant van de grens lag, noemde hij wildernis.
Zo werd het avond en morgen: de eerste dag.

De mens sprak: Laat de dieren en planten in de wildernis
door God verzorgd worden, want hij heeft ze gemaakt.
Maar de dieren en planten in de tuin zijn van mij.
Ik zal ze koesteren en verzorgen, zij zullen mijn tuin verrijken.
Zo geschiedde. De planten en dieren in de tuin noemde hij: voedsel.
En de planten en dieren in de wildernis noemde hij: natuur.
Weer werd het avond en morgen: de tweede dag.

De mens sprak: De dieren en planten behoren aan mij,
maar zij gehoorzamen aan tijd. Ze bloeien in de lente
en geven zaadvruchten in de herfst. De vogels leggen
eieren naar hun aard, maar in de winter doen ze niks.
Ik zal de planten een huis van glas geven
en in de kippenstal zal ik een helder licht branden.
Zo geschiedde. En de mens at aardbeien
toen het sneeuwde en eieren op de kortste dag.
Weer werd het avond en morgen: de derde dag.

De mens sprak: Mijn tuin gehoorzaamt mij
jaarrond, maar werkt niet half zo hard als ik.
De trage planten voeden zich met trage aarde.
De dieren groeien traag zoals de planten die ze eten.
Laat er kunstmest en krachtvoer zijn!
En er was kunstmest en krachtvoer.
De planten en dieren versnelden hun groei.
En de mens zag dat het goed was.
Weer werd het avond en morgen: de vierde dag.

De mens sprak: Laat mijn tuin vruchtbaar zijn
wanneer ík het wil. Want de planten en dieren
planten zich lukraak voort, zonder te denken
aan mijn behoeftes. Ik moet pasgeboren kalfjes
weghalen bij de koe, en kippen van hanen scheiden.
De planten zal ik zaadloos vermenigvuldigen
en het zaad van stieren zal ik opvangen in mijn hand.
Zo zal geen kalf geboren worden buiten mijn wil.
Aldus geschiedde. En de mens zag dat het goed was.
Weer werd het avond en morgen: de vijfde dag.

De mens sprak: van wieg tot graf
gehoorzamen dieren en planten aan mij,
maar in het zaad dat zij verspreiden, leeft
anarchie. Het mengt zich naar eigen aard
en waait de tuin uit. Ik zal het zaad openbreken
en veranderen. Het zal mijn zaad zijn. En het zaad
van dit zaad, en het zaad van het zaad van dit zaad,
en alles wat groeit uit dit zaad, dit alles
zal van mij zijn, van generatie op generatie!
Aldus geschiedde. En de mens zag dat alles,
wat hij gemaakt had, zeer goed was.
Zo werd het avond en morgen: de zesde dag.

Nu was de tuin van de mens voltooid.
En toen hij op de zevende dag al het werk zag,
dat hij verricht had, rustte hij uit. Hij rustte uit
en keek uit over zijn tuin. Hij at pitloze druiven
en dronk melk van koeien met ontstoken uiers.
Hij zag kale kippen en varkens met afgebeten staarten.
Hij zag een woestijn van maïs en een woestijn van soja.
Hij zag de bijen bij zwermen sterven in zijn tuin.
Lang keek hij om zich heen. En hij zag dat - Goed,
zei hij. Goed. Het was beslist het experiment waard!
Maar ik heb me vergist. Morgen is het weer maandag.
Een derde week. Het is nog altijd lente.

Alexis de Roode